Wijzigingen beheren in Virtual Agent Hub

Het kan zijn dat u zo nu en dan wijzigingen moet aanbrengen in de configuratie van uw virtuele agent in Virtual Agent Hub. Of misschien moet u de scripts aanpassen die u met virtuele agents gebruikt. Op deze pagina vindt u informatie over het testen van deze wijzigingen zonder uw productieomgeving te verstoren.

Voer de onderstaande taken in de aangegeven volgorde uit.

Een virtuele-agentapp klonen

Vereiste machtigingen: Scripts Weergeven, Maken/Bewerken

U kunt een gekloonde virtuele-agentapp gebruiken met dezelfde virtual agent die de originele productieversie van de app gebruikt.

  1. Open of maak in Studio een script en voeg een virtuele-agentactie toe als het script er nog geen bevat.
  2. Dubbelklik op de virtuele agent-actie om Virtual Agent Hub te openen.
  3. Klik op een virtuele-agentapp in de lijst aan de linkerkant van de pagina.
  4. Ga naar de pagina Eigenschappen van de virtuele agent, klik op het pictogram Meer opties Een pictogram met drie punten boven elkaar. en selecteer Klonen.
  5. Voer een Naam nieuwe virtuele agent (bot) in voor de gekloonde app. Gebruik een naam die aangeeft van welke virtuele agent de kloon is afgeleid en de reden voor het klonen, zoals testen. Bijvoorbeeld BookTalk Bot TEST.
  6. Klik op Klonen.
  7. Selecteer de gekloonde app in de lijst aan de linkerkant van de pagina.
  8. Ga naar de pagina Eigenschappen en breng de gewenste wijzigingen aan in de configuratie van de gekloonde app. Raadpleeg de online Help van uw virtuele agent voor meer informatie over de configuratieopties:

  9. Sla de wijzigingen op.

Script klonen in Studio

Beveiligingsprofiel: Studio-scripts Maken/Bewerken

Als u wijzigingen in uw scripts moet aanbrengen, kunt u er kopieën van maken om te voorkomen dat uw productiescripts gewijzigd moeten worden.

  1. Open het script dat u wilt klonen in Studio.
  2. Klik op Bestand > Opslaan als.
  3. Selecteer een locatie voor het gekloonde script en voer een naam in. Kies een naam die aangeeft van welk script het een kloon is en dat het een kopie is om te testen.
  4. Klik op Opslaan.
  5. Wijs de gekloonde virtuele-agentapp toe aan elke instantie van de virtuele-agentactie in het script. Raadpleeg de online Help over het configureren van uw virtuele agent voor meer informatie over deze stap:

  6. Breng de gewenste wijzigingen aan in het script en sla het opnieuw op.

Een testcontactpunt maken

Beveiligingsprofiel: Contactpunten Maken

Via een contactpunt kunt u een volledige interactie met uw virtuele agent testen. Het kan zijn dat u een contactpunt nodig hebt om het gekloonde script aan toe te wijzen. Als het originele script een contactpunt gebruikt, moet u er ook een maken voor het gekloonde script.

Als u al een testcontactpunt beschikbaar hebt, kunt u dat gebruiken. Als u dat niet hebt, moet u er een maken. Meer informatie over het maken van een contactpunt voor inbound telefoon- of chat-interacties vindt u in online Help van de ACD. Het kan nodig zijn om een nieuwe skill en campagne maken voor het testen, als u daar nog geen testversies van hebt.

Wijzigingen in productie nemen

Beveiligingsprofiel: Studio-scripts Maken/Bewerken, Studio-scripts Deactiveren

Als het testen gelukt is, bent u klaar om de wijzigingen naar uw productieomgeving te verplaatsen. U kunt de wijzigingen handmatig overnemen in uw huidige productiescript en virtuele-agentapp. Als u veel gewijzigd hebt, kan het echter efficiënter zijn om het huidige script en de huidige app vervangen door bijgewerkte versies. Zo kunt u niet per ongeluk een noodzakelijke wijziging vergeten of een fout maken waardoor de virtuele agent niet werkt.

Volg de onderstaande stappen om het huidige script en de huidige app te vervangen.

  1. Kies voor het omzetten een tijdstip waarop de virtuele agent weinig gebruikt wordt.
  2. Sla het testscript in Studio op met een nieuwe naam die aangeeft dat het nu een productieversie is.
  3. Wijzig de naam van de gekloonde, volledig geteste app om aan te geven dat het nu een productieversie is.
  4. Wijs de nieuwe productieversie van de app toe aan elke instantie van de virtuele-agentactie in het nieuwe productiescript.
  5. Pas uw productiecontactpunt aan om het nieuwe productiescript te gebruiken.
  6. Wijzig in Virtual Agent Hub de naam van de bestaande (niet de nieuwe) virtuele-agentapp om aan te geven dat deze niet langer wordt gebruikt. U kunt apps verwijderen die u niet meer nodig hebt. Het kan echter zijn dat u de oude versie wilt bewaren voor het geval u terug moet naar de oude configuraties.
  7. U kunt het oude script desgewenst deactiveren. Daarbij wordt het niet verwijderd, maar wel onzichtbaar vanuit Studio. U kunt het opnieuw activeren als u terug moet naar de oude versie.