DB-connector

DB-connector is een versleutelde Windows-service die werkt als een gateway tussen het NICE CXone-platform en uw bedrijfsdatabase en daarbij gebruik maakt van TLS 1.2. DB-connector wordt vaak gebruikt om informatie uit een private database op te halen en aan de agent te tonen. U kunt bijvoorbeeld een klantnummer of ordernummer uit een database ophalen op basis van de beller-ID en deze informatie in een popup-venster weergeven aan de agent. U kunt DB-connector ook gebruiken om informatie naar een database te schrijven die tijdens een interactie is verkregen, hoewel dit minder vaak voorkomt.

Wanneer een Studio-script een SQL-actie uitvoert, wordt de query naar DB-connector gestuurd voor verwerking. DB-connector stuurt de query vervolgens door aan de bedrijfsdatabase met behulp van een speciale OLE DB-account. De OLE DB-driver geeft de query door aan de database en retourneert het resultaat vervolgens naar CXone via DB-connector.

CXone slaat nooit informatie op die met behulp van DB-connector is opgehaald uit een private database. De informatie kan echter wel worden weergegeven in agentberichten, logbestanden en vergelijkbare plaatsen die specifiek zijn voor de manier waarop de informatie wordt gebruikt. U moet hier rekening mee houden als u DB-connector wilt gebruiken om persoonsgegevens te verwerken, bijvoorbeeld informatie waarop de AVG van toepassing is.

Studio-acties die worden gebruikt met DB-connector

U kunt de volgende acties gebruiken met DB-connector:

DB-connector en loadbalancers

DB-connector kan worden uitgevoerd op een loadbalancer, maar dit wordt niet officieel ondersteund. Als u ervoor kiest om DB-connector op een loadbalancer uit te voeren:

  • Download en start de DB-connector-client op uw loadbalancer.
  • Stel de ConnectString van de client in op het IP-adres van de loadbalancer.
  • Stel het poortnummer in op de standaardwaarde: 1433.
  • DB-connector sluit elke SQL-verbinding na succesvolle voltooiing.

Vereisten

Voor de DB-connector-server gelden de volgende technische eisen:

  • Microsoft Windows Server 2008/2008R2 of hoger.
  • .NET framework 4.5.2 of hoger
  • Internettoegang tot bepaalde IP-adressen (toegangspunten voor het NICE CXone platform). Zie de Verbindingsvereisten-help-pagina voor meer informatie.
  • De database moet zichtbaar zijn. Als de database wordt uitgevoerd op een MS Windows-server, kan DB-connector worden uitgevoerd op dezelfde computer, maar dit is niet vereist.
  • De juiste databasedriver (bijvoorbeeld ADO of ODBC). De driver moet de juiste inloggegevens hebben om toegang te krijgen tot de database. Om veiligheidsredenen moet de gebruikersaccount van de database alleen de minimaal vereiste toegangsrechten hebben. Als CXone bijvoorbeeld alleen uit de database hoeft te lezen, gebruikt u een account met alleen leesmachtigingen.
  • Als een Oracle-database wordt gebruikt, moet u een Oracle OLE DB-driver downloaden. Bezoek de website van Oracle en zoek naar 64-bit ODAC download.

Belangrijke informatie over DB-connector

Houd rekening met deze belangrijke informatie over DB-connector:

  • Om DB-connector te kunnen installeren en gebruiken, hebt u zowel de webinterface in CXone als het uitvoerbare bestand van DB-connector nodig.
  • DB-connector wordt geïnstalleerd op een server met toegang tot uw private database. Deze computer wordt de DB-connector-server genoemd.
  • De DB-connector-applicatie heeft de naam DBCCFG.
  • Als er problemen ontstaan doordat DB-connector ten onrechte wordt aangemerkt als geïnfecteerd met malware, neemt u contact op met uw antivirusleverancier.
  • DB-connector is gevalideerd voor Microsoft SQL Server en Oracle. DB-connector maakt gebruik van de gestandaardiseerde OLE DB-technologie van Microsoft. Andere databasetypen zijn compatibel, op voorwaarde dat de OLE DB-compatibele drivers van de databaseleverancier zijn geïnstalleerd op de DB-connector-server.
  • DB-connector werkt niet met MySQL.

De architectuur van DB-connector

Het onderstaande schema laat zien hoe DB-connector een verbinding met het NICE CXone platform opent en onderhoudt.

Connectors worden aan groepen toegewezen voor eenvoudig beheer. Een DB-connector-groep kan ook één connector bevatten. Groepen kunnen worden gebruikt om een failover-patroon voor meerdere databases te bieden. De onderstaande voorbeelden tonen twee mogelijkheden voor een redundante architectuur met DB-connector.

Failover-optie 1

In dit voorbeeld heeft Groep 1 drie connectors. Elke connector is een aparte instantie van een verbinding met dezelfde database.  Als een connector uitvalt, kan het verkeer worden omgeleid via de tweede connector.  Als ook de tweede connector uitvalt, neemt de derde connector het over.  Als de database zelf uitvalt, is het hele systeem niet beschikbaar.

Failover-optie 2

In dit voorbeeld heeft Groep 1 twee connectors, waarbij de eerste naar de primaire instantie van de database verwijst en de tweede naar de secundaire instantie van de database.  Als een connector uitvalt, wordt het verkeer omgeleid via de andere connector. Als een instantie van de database uitvalt, kan het verkeer worden omgeleid naar de tweede instantie van de database (een gerepliceerde kopie).