Gedetailleerde logboekregistratie inschakelen

DB Connector kan worden geconfigureerd om een logboekregistratie van de gebruiksgeschiedenis en de fouten bij te houden. Wanneer u bezig bent met probleemoplossing of tests, kunt u de gedetailleerde logboekregistratie inschakelen. Wanneer dit is ingeschakeld, worden alle query's vastgelegd in platte tekst en opgeslagen op de volgende locatie op de DB Connector-server: \Program Files(x86)\inContact\DBConnector. Logbestanden zijn tekstbestanden met de extensie LOG.

Het NICE CXone-platform slaat geen informatie op die door DB Connector is opgehaald uit een private database. De informatie kan echter wel worden weergegeven in logbestanden en op vergelijkbare plaatsen die specifiek zijn voor de manier waarop de informatie wordt gebruikt. U moet hier rekening mee houden als u DB Connector wilt gebruiken om persoonsgegevens te verwerken, bijvoorbeeld informatie waarop de AVG van toepassing is.

  1. Klik op de app-kiezer en selecteerACD.
  2. Ga naar ACD ConfigurationDB Connectors.
  3. Klik op de connector waarvoor u logboekregistratie wilt inschakelen en klik daarna op het tabblad Logging.
  4. Klik op Edit.
  5. Schakel het selectievakje Log all activity in.
  6. Schakel het selectievakje Include more detail in.
  7. Klik op Done.